Het ontstaan en de evolutie van Lier.

In dit beknopte overzicht trachten we een beeld te schetsen van  het ontstaan en de evolutie van Lier zonder in detail te treden.  Wie meer informatie wil kan steeds de vele werken raadplegen die over Lier geschreven zijn.
 
Ontstaan
Op het huidige ogenblik bestaat er nog geen zekerheid over het eigenlijke ontstaan van Lier.  Afhankelijk van de geraadpleegde bronnen worden verschillende theorieën ontwikkeld.
 
De gunstige ligging van Lier aan de samenvloeiing van de twee Neten, is echter van fundamenteel belang geweest voor het ontstaan en de ontwikkeling van de stad.
De eerste tekenen van activiteit in onze Lierse regio dateren van 57 jaar voor Christus. Dit wordt bevestigd door enige muntvonsten in de Paul Krugerstraat.
De eerste vermelding van Lier is terug te vinden in 870 als “Ledi” (waterweg).  Dit is duidelijk een vermelding naar de gunstige geografische ligging aan de twee Neten.
Volgens sommige bronnen moet de oudste kern, die zou dateren uit de Frankische periode, gezocht worden rond de huidige Vismarkt.  Anderen koppelen het ontstaan van Lier aan de Sint Gummarus legende.

In 1194 wordt Lier als “oppidum” betiteld.  Letterlijk vertaald betekent dit verhoogde plaats, versterking.  Dit laat vermoeden dat Lier toen reeds een versterkte nederzetting was.
In 1212 is Lier onder hertog Hendrik I van Brabant verheven tot stad.

Het vroegere grondgebied
Het Lierse grondgebied dat in 1213 werd vastgesteld bestond uit de stad, de kuip en de bijvang.
De stad was het gebied omschreven door de wallen en de poorten. 
De kuip was een ringvormige zone rond de stad (zie kaart  stadsplattegrond uit 1649).  De kuip werd afgebakend door arduinen palen. 
De bijvang was een vrij uitgestrekt gebied bestaande uit de dorpen Kessel, Nijlen, Emblem, Bevel en de gehuchten Hagenbroek, Lachenen en De Mijl.

In 1244 werd gestart met het graven van een omwalling rond de eigenlijke stad met de Grote Markt als centrum. Deze omwalling mag men niet verwarren met de huidige stadswandelingen die veel later en op een andere plaats zijn  aangelegd.

De economische en geografische evolutie
Vanaf de 13de eeuw en vooral in de loop van de 14de eeuw kende Lier een sterke economische expansie ten gevolge van de bloei van de lakennijverheid.  In 1368 kreeg Lier het privilege om een lakenmarkt te houden.
Het recht om een veemarkt te houden, verworven in 1368, betekende eveneens een belangrijke bron van inkomsten.
Er werden versterkte poorten op de kruispunten van de waterlopen en de wegen van de toenmalige omwalling, de zogenaamde binnenpoorten, opgericht.  De  Eikelpoort die in 1375 werd gebouwd is hier een voorbeeld van..  Verder werden stadstorens opgericht als versterking van de omwalling.  De Cornelius toren, de huidige Zimmertoren was een van deze stadstorens. 

In 1389 werd de nieuwe stadsomvang bepaald en de definitieve omwalling, de huidige stadsvesten, werden aangelegd.  De buitenpoorten die tussen 1389 tot 1415 gebouwd werden waren een deel van deze omwalling.  Vanaf 1383 werden de voornaamste straten gekasseid.  De kaden werden gemetseld.  Molens werden opgericht om de natuurlijke energiebronnen, zoals water en wind te benutten om graan te malen en textiel te behandelen.

Het verval van de lakennijverheid vanaf 1475 werd een rampspoedige tijd. Het gevolg hiervan was werkloosheid en sociale oproer.  De voornaamste oorzaak hiervan was, naast  politieke en sociale conflicten en de concurrentie van het Engelse laken, de evolutie van de smaak en de mode in die tijd. Vanaf 1490 trad een licht economisch herstel op daar de Lierse lakennijverheid zich enigszins had aangepast aan de nieuwe vraag.

De meeste woningen in de toenmalige binnenstad waren in hout opgetrokken en met stro gedekt.  Na de grote branden van 1485, 1518, 1527, 1534 en 1552 betaalde de stad premies uit aan diegenen de hun woning met schalies bedekten in plaats van stro.

In de eerste helft van de 16de eeuw groeide Antwerpen uit tot het belangrijkste handelscentrum van noordwest Europa. Deze grote voorspoed van Antwerpen had ook zijn afstraling op Lier. 
Ten gevolge van internationale spanningen trad rond het midden van de 16de eeuw een sterke prijsinflatie op.  In 1556 en 1557 kende men een grote voedselschaarste.  Ten gevolge van diverse conflicten, waaronder de godsdiensttwisten, was het ganse economische leven in de stad ontredderd.  De Lierse bevolking daalde gevoelig.

In de 17de eeuw veerde de economie wat op door een nieuwe expansie van de veemarkt en de ontwikkeling van de brouwerijnijverheid.  Ruim 25 brouwerijen leverden het eigen Lierse bier “Caves”.
Onder de bescherming van Albrecht en Isabella (1598 -1621) werden in Lier nieuwe kloosterorden opgericht
Onder het Oostenrijkse bewind (1713-1794) kende Lier een relatieve bloei.  Van 1740 tot 1745 werd een grotendeels nieuw stadhuis gebouwd.

Onder de Franse overheersing (1794 -1814) ontstond een nieuwe indeling in departementen. Het departement der Twee Neten kwam overeen met de huidige provincie Antwerpen.
In 1795 werden Kessel, Nijlen, Bevel en Emblem als zelfstandige dorpen geïnstalleerd.
In 1821 werd Koningshooikt opgericht.  Een deel van de Mijl werd bij de nieuwe gemeente ingelijfd.  Tussen 1824 en 1828, bij het invoeren van het kadaster, kwam het gedeelte van de bijvang tussen de Vinkenstraat, de “Berendonckse” of “Galgenhoeve”, de Stoofstraat en de “Populierenhoeve” aan Boechout.  Het gedeelte van Lisp tussen de Lispermolen en de Bechelbeek kwam bij Emblem.
In 1809 werden de stadsvesten verlaagd en beplant. In 1810 werden diverse binnen en buitenpoorten afgebroken.  In 1853 werden de stadvesten aangelegd en beplant als wandelwegen.

Lier kreeg bovendien een vroeg industrieel karakter door het ontstaan van grote textielfabrieken.  De fabriek “De Heyder” (1757) was de belangrijkste.  In 1815 was het bedrijf uitgegroeid de grootste industriële onderneming in de provincie Antwerpen.
Door de onafhankelijkheid van België verloor De Heyder zijn afzetgebied naar Nederland en diende uit noodzaak naar Nederland te verhuizen.  Door de massale wekloosheid ontwikkelden zich kleine familiale bedrijven.  De kantnijverheid, de parel- en paillettenverwerking zagen het licht.  Ook op gebied van muziek instrumentenbouw en schoennijverheid was Lier toonaangevend. 

Ondertussen was in Lier, in 1793, een tekenschool en in 1817 een Normaalschool opgericht.  Lier werd toen een belangrijk centrum van intellectuele activiteit. 
In de periode tussen 1827 en 1850 werden nieuwe wegen aangelegd zoals de Mechelsesteenweg in 1827, de Berlaarsesteenweg in 1831 en de Aarschotsesteenweg in 1837.  In 1853 werd de eerste spoorlijn Lier-Turnhout aangelegd.

Gezien de lage ligging was Lier doorkruist met talrijke kronkelige vlieten..  In 1832 werd gestart met een saneringsplan waarbij omwille van het permanente overstromingsgevaar en om hygiënische redenen vele vlieten gedempt werden.
Door het opkomen van de stoommolens in de loop van de 19de eeuw verdwenen heel wat wind- en watermolens uit de stad.
Rond de eeuwwisseling kwam het tot een verval in de traditionele ambachtelijke nijverheden.

De eerste wereldoorlog
De eerste wereldoorlog bracht zware verwoestingen in Lier.  Vooral de Antwerpsestraat, de Grote Markt, het Kardinaal Mercierplein, de Berlaarsesteenweg en de stationsbuurt werden zwaar getroffen.  Er werden meer dan 1400 woningen vernield. (deze cijfers variëren sterk naargelang de geraadpleegde bron)

Na de eerste wereldoorlog werd Lier heropgebouwd.  De meeste gebouwen werden quasi in hun oorspronkelijke vorm wederopgebouwd. 

De tweede wereldoorlog
De tweede wereldoorlog bracht minder vernieling met zich mee. 

Verdere evolutie tot heden
Na de tweede wereldoorlog werden vooral de wijken aan de rand van de stad volgebouwd.  Er werden ook pogingen ondernomen om nieuwe nijverheid aan te trekken.  In 1960 werden de nijverheidszones aangelegd, waar nu heel wat KMO’s gevestigd zijn.
Sedert enige jaren is men bezig met het herdenken van de verkeersstromen in Lier.  Straten worden heraangelegd, nutsvoorzieningen worden vernieuwd en aangepast aan de huidige normen.  De uitvoering hiervan gebeurd soms met vallen en opstaan.   
Het juiste evenwicht vinden tussen verkeer door de stad of niet, de Grote Markt als een leeg open plein of als een plein met parkeermogelijkheid is geen sinecure.
Lier moet een mooie en bruisende stad blijven waar iedere Lierenaar zijn gading vindt.